Heel uur
Staat de grote wijzer op de 12? Dan zijn er nul minuten verstreken. Staat de kleine wijzer op de 1? Dan is het één uur. Staat de kleine wijzer op de 2? Dan is het twee uur.
Staat de grote wijzer op de 12? Dan zijn er nul minuten verstreken. Staat de kleine wijzer op de 1? Dan is het één uur. Staat de kleine wijzer op de 2? Dan is het twee uur.
Staat de grote wijzer op de 6? Dan staat de klok op een halfuur. Van het uur zijn dan 30 minuten verstreken. Staat de kleine wijzer op de 1? Dan is het half een. Staat de kleine wijzer op de 2? Dan is het half twee.
Staat de grote wijzer op de 9? Dan is het een kwart voor het hele uur. Staat de kleine wijzer bijna op de 1? Dan is het kwart voor een. Staat de kleine wijzer bijna op de 2? Dan is het kwart voor twee.
Staat de grote wijzer op de 3? Dat is een kwart over het uur. Staat de kleine wijzer iets voorbij de 1? Dan is het kwart over een. Staat de kleine wijzer iets voorbij de 2? Dan is het kwart over twee.
Staat de grote wijzer op het 11e streepje voor het uur? Dan is het elf minuten voor dat uur. Staat de kleine wijzer bijna op de 1? Dan is het elf minuten voor een. Staat de kleine wijzer bijna op de 2? Dan is het elf minuten voor twee.
Staat de grote wijzer op het 9e streepje na het uur? Dan is het negen minuten over dat uur. Staat de kleine wijzer net voorbij de 1? Dan is het negen minuten over een. Staat de kleine wijzer net voorbij de 2? Dan is het negen minuten over twee.
Staat de grote wijzer vijf streepjes voor de 6? Dan is het vijf minuten voor het halfuur. Staat de kleine wijzer tussen de 12 en de 1? Dan is het vijf voor half een. Staat de kleine wijzer tussen de 1 en de 2? Dan is het vijf voor half twee.
Staat de grote wijzer tien streepjes voorbij de 6? Dan is het tien minuten over het halfuur. Staat de kleine wijzer tussen de 12 en de 1? Dan is het tien minuten over half een. Staat de kleine wijzer tussen de 1 en de 2? Dan is het tien minuten over half twee.